In de winter geven we de ezels regelmatig een portie wilgentakken. Het houdt hen bezig, en het is goed voor hun vertering (zie de pagina wilgen).
Als we zelf onze wilgen niet snoeien, kijken we in de omgeving waar er wilgen worden gesnoeid, en vragen we of we de takken mogen meedoen. Dan gaan we een paar ladingen halen. Zij zijn blij van het snoeisel af te zijn (want meestal steekt men het fijne snoeisel toch gewoon in brand op het veld) en wij zijn blij dat we een lading takken hebben voor de ezels.
De kleine takjes eten ze volledig op. Van de grotere takken pellen ze de bast af, die ze met veel plezier opknabbelen.
Wat overblijft zijn gepelde takken van meer dan een duim dik. We verzamelen de overschot op een hoop. In de lente verzagen we die gepelde takken dan in stukjes van +/- 40 cm, en stapelen ze in bakjes in het houtkot. Die gedroogde takken zijn ideaal om dan tijdens de volgende winter te gebruiken als aanmaakhout voor de houtstoof.
Geef een reactie